Solidariteit is eigen is aan elke menselijke samenleving, niet alleen uit noodzaak om te overleven maar ook als sociale constructie. Omdat solidariteit gebaseerd is op waarden, geloofsovertuigingen, groepsidentiteiten, protocollen en ethische overwegingen, vertegenwoordigt ze diverse belangen en wordt ze op verscheidene manieren beoefend.
Wat vast lijkt te staan, is dat solidariteit de concretisering is van een collectief geweten. Moderne rechtsstaten worden gedreven door egalitaire en emancipatorische idealen, en ze zetten solidariteitsmechanismen op met de bedoeling structurele onrechtvaardigheden en ongelijkheden te verminderen die paradoxaal genoeg … uit hun eigen werking voortvloeien.
Overigens worstelen individuen en gemeenschappen ook met een ambigu verantwoordelijkheidsgevoel rond solidariteit: kunnen we echt solidair zijn met wat we niet zien, niet kennen of zelfs niet willen kennen? Of beweegt integendeel het solidariteitsgevoel ons ertoe het vreemde, het onbekende of onbegrepene op te zoeken, en wordt het zo een bron van kennis en van zelfoverschrijding ten aanzien van vooropgestelde grenzen, een pad naar een breder verantwoordelijkheidsgevoel, een manier om aan een gemeenschappelijke toekomst te bouwen? Met wie zijn we in feite solidair? En omgekeerd, welke zijn de zaken waarmee we ons niet meer solidair willen voelen? Hoe beïnvloeden affecten onze engagementen? Wat vertelt wederzijdse hulp ons over de manier waarop maatschappelijke groepen vorm krijgen en hechter worden? Is alle solidariteit wenselijk, en wat valt er te zeggen over corporatisme en andere vormen van belangenbehartiging? Welke progressieve uitingen van solidariteit dragen bij tot het algemeen belang in de zin van een democratische verantwoordelijkheid? Hoe kunnen we de behoefte aan structurering van de solidariteitsvormen benadrukken zonder het belang van de individuele verantwoordelijkheid in het ‘samen leven’ uit het oog te verliezen?